skip to Main Content

Hoofdstuk 1 – Inleiding

OEC wil er aan bijdragen dat onze leden met plezier kunnen korfballen en zich verder kunnen ontwikkelen. Normen en waarden bij de beoefening van de korfbalsport vinden we belangrijk.

OEC wil actief werken aan de bewustwording bij spelers, coaches, trainers, en ouders/verzorgers op dit vlak. Het complex moet een ontmoetingsplaats zijn en blijven waar sporters gezamenlijk met plezier en voldoening kunnen korfballen.

OEC heeft gedragsregels opgesteld die hierbij kunnen helpen. Het bestuur en de betreffende commissies dragen de gedragscode actief uit. Met name de trainers, coaches en ouders/verzorgers hebben een belangrijke verantwoordelijkheid en voorbeeldfunctie voor wat betreft het uitdragen en bewaken van gedragsregels. Uitgangspunt is dat men geen regels overtreedt!

Hoofdstuk 2 – Algemeen

De gedragscode geldt voor alle gebruikers van ons complex (dus voor leden, bezoekers, zowel senioren als jeugd) en per doelgroep (spelers, trainers/coaches, ouders/verzorgers) zijn specifieke gedragsregels opgesteld.

Doelstelling

OEC wil alle leden binnen hun persoonlijke mogelijkheden zo goed mogelijk laten korfballen.

Enthousiasme, ontspanning en plezier zijn daarbij de belangrijkste elementen. Om alle spelers voldoende uitdaging te bieden zal gestreefd worden alle teams op het juiste niveau aan de competitie te laten deelnemen. Selectieteams spelen op het hoogst haalbare niveau.

Door ontwikkeling van zowel het korfballend vermogen als het verenigingsgevoel willen we bewerkstelligen dat OEC een vereniging is om trots op te zijn.

Over wie gaat het?

Iedereen die lid is, lid wil worden, dan wel als trainer/coach/vrijwilliger bij OEC betrokken is, moet van de gedragscode op de hoogte zijn. Voor jeugdleden geldt bovendien dat ook de ouders/verzorgers op de hoogte moeten zijn van de gedragscode. De gedragscode moet door iedereen bij OEC worden uitgedragen en nageleefd. We moeten elkaar hierop kunnen en durven aanspreken. Goede omgangsvormen vormen het uitgangspunt van ons handelen.

Waarover gaat het?

Het gaat over hoe we met elkaar om moeten gaan en over regels. Het gaat over wat we normaal vinden en niet normaal vinden. We noemen dit: Normen en Waarden. Eerst proberen we duidelijk te maken wat de regels zijn. Daarna spreek je met iedereen af wat we daaronder verstaan (wat is normaal en wat is niet normaal). Wat gebeurt er als mensen (spelers, trainers/coaches, ouders) zich niet aan de regels van de gedragscode houden? We nemen dan maatregelen!

Hoofdstuk 3 – Algemene gedragsregels 

OEC vraagt nadrukkelijk aandacht voor normen en waarden tijdens en na de beoefening van de korfbalsport. Hieronder volgt een aantal algemene regels die zowel op het korfballen als op het gebruik en het betreden van het complex van toepassing zijn.

Wat zijn onze uitgangspunten?

Korfbal is een teamsport, die je met elkaar en met de tegenstander beoefent. Zonder samenspel geen korfbal en zonder tegenstander geen korfbal.

  1. We sporten met elkaar, dus ook met de tegenstander.
  2. We gedragen ons altijd sportief, ook als anderen minder sportief zijn.
  3. We tonen altijd respect voor de scheidsrechter en tegenstander, ook als deze een fout maakt.
  4. De winnaar is degene die ook tegen zijn verlies kan.
  5. Sport is er voor iedereen, niet alleen voor uitblinkers.
  6. Bij een teamsport is de speler er voor het team en het team is er voor de speler.
  7. Door sport leren mensen hun grenzen ontdekken en verleggen.
  8. Sport geeft mensen zelfkennis en zelfvertrouwen.

Op en rond het sportcomplex

Ons sportcomplex is van ons allemaal. Wees er zuinig op en zorg dat het netjes blijft.

Denk daarbij in ieder geval aan de volgende punten:

  1. Maken we rommel, dan ruimen we dat zelf op.
  2. Glas- en aardewerk is alleen toegestaan in de kantine en op het buitenterras, dus niet in de kleedlokalen, gangen, wc’s en op het (kunst)grasveld buiten. Zorg er zelf voor dat de lege glazen, flesjes, etc. op de juiste plek terechtkomen.
  3. Zitten doen we op de stoelen, dus niet op tafels.
  4. Speelvelden zijn geen oversteekplaats, maar zijn om op te korfballen, loop dus om het veld heen als je naar de andere kant moet.
  5. Blijf achter de eventueel van toepassing zijde afbakeningen tijdens een wedstrijd.
  6. Fietsen en brommers worden in de daarvoor bestemde rekken geplaatst.
  7. Auto’s worden geparkeerd op het daarvoor bedoelde parkeerterrein.
  8. Parkeer geen auto voor het hek, welke toegang geeft tot ons sportpark.
  9. Parkeer ook geen auto op ons sportpark, tenzij de noodzaak dit toe moet laten.
  10. De toegangen naar de velden in het belang van de veiligheid vrijhouden.
  11. Matig je snelheid in de nabijheid van de sportcomplexen.
  12. Degene die zich hier niet aan houdt aan bovenstaande punten er op aanspreken.

Hoofdstuk 4 – Gedragsregels voor spelers

De spelers zijn als leden van OEC de kern van de korfbalvereniging.

De speler

  1. Is sportief en vertoont teamgeest als onderdeel van een team en helpt zijn medespelers in het veld.
  2. Neemt in principe deel aan alle trainingen en wedstrijden, meldt zich tijdig af bij trainer als respectievelijk niet aan de training of de wedstrijd kan worden deelgenomen. Bij de afmelding dient een gegronde reden opgegeven te worden. Komt een speler niet naar de training en/of wedstrijd zonder tijdig af te melden dan bepaalt een trainer/coach of de speler al of niet bij de volgende wedstrijd mag spelen.
  3. Is bij de training tijdig omgekleed aanwezig en heeft voorafgaand aan de training meegeholpen materialen neer te zetten.
  4. Is een half uur van tevoren aanwezig bij thuiswedstrijden.
  5. Is bij uitwedstrijden aanwezig op het tijdstip van verzamelen zoals aangegeven door de trainer/coach.
  6. Draagt tijdens de wedstrijden het tenue van OEC
  7. Toont respect voor de tegenstander, de scheidsrechter, de trainer/coach en het publiek.
  8. Accepteert de beslissingen van de scheidsrechter.
  9. Is zuinig op alle materialen van OEC.
  10. Veegt vuile schoenen buiten de kantine af.
  11. Het verdient de voorkeur dat spelers na training en wedstrijd douchen.
  12. Laat de kleedkamer schoon achter. Meldt aan de trainer als iets kapot is gegaan.
  13. Laat geen waardevolle spullen achter in de kleedkamer, maar geeft deze in bewaring achter de bar of bij ouders. Het achterlaten van spullen in de kleedkamer gebeurt op eigen risico.
  14. Helpt mee met het verzamelen/opruimen van materialen na de training.
  15. Indien een speler tijdens de wedstrijd ernstig wangedrag vertoont dan zal de betrokken speler door de coach worden gewisseld. Indien er geen wissel beschikbaar is wordt de speler uit het veld gehaald zonder vervanging. Voorbeelden van ernstig wangedrag zijn fysiek geweld, het uiten van discriminerende of seksistische opmerkingen, belediging van de scheidsrechter in woord en/of gebaar en het ernstig blesseren van een tegenstander door onbesuisd gedrag. Na de wedstrijd zal vervolgens in overleg met de technische commissie (TC) worden bepaald of aanvullende sancties moeten worden genomen. In uitzonderlijke gevallen kan extreem wangedrag tot royering leiden.
  16. Draagt op de speelvloer in de sporthal geschikte zaalschoenen.
  17. Betreedt alleen de speelvloer in de sporthal als er getraind of gespeeld gaat worden.

Hoofdstuk 5 – Gedragsregels voor de trainer/coach

In de trainersmap is de gang van zaken bij trainingen en wedstrijden beschreven. De inhoud van deze beschrijvingen komt deels overeen met onderstaande gedragsregels.

De trainer/coach

  1. Heeft een voorbeeldfunctie voor het team.
  2. Toont respect voor spelers, ouders/verzorgers, scheidsrechters, en tegenstanders.
  3. Is een half uur van tevoren aanwezig bij thuiswedstrijden.
  4. Is bij uitwedstrijden aanwezig op het tijdstip van verzamelen zoals door zichzelf aangegeven.
  5. Ontvangt de (coach van de) tegenpartij en de scheidsrechter.
  6. Verzorgt in overleg met de trainer de opstelling en coaching van het team tijdens de wedstrijden.
  7. Zorgt voor toezicht in de kleedkamer zowel uit als thuis, een mannelijke coach komt niet in de dameskleedkamer en andersom.
  8. Maakt de aanvoerder verantwoordelijk voor het netjes achterlaten van de kleedkamer.
  9. Is verantwoordelijk voor het wedstrijd- en trainingsmateriaal (kleding, ballen, pylonnen, etc.) die de vereniging ter beschikking stelt.
  10. Verzorgt vanaf de F- t/m de C-jeugd het invullen en verder afhandelen van het wedstrijdformulier. Bij de B-jeugd maakt de trainer/coach de aanvoerder hiervoor verantwoordelijk. De trainer/coach doet wel een check.
  11. Gebruikt geen alcohol en rookt niet tijdens het begeleiden van een team.
  12. Plaatst of laat voor aanvang van de wedstrijd de korfbalpalen op de juiste wijze plaatsen. In de coachmap zit een overzicht van de juiste afmetingen en plaats van de korf.
  13. Ruimt of laat de wedstrijdbenodigdheden opruimen als er geen wedstrijd meer wordt gespeeld.
  14. Neemt deel aan de trainersbijeenkomsten en eventuele andere overlegvormen die binnen de vereniging worden georganiseerd.
  15. Zorgt bij afgelasting of wijziging van een wedstrijd voor tijdige kennisgeving aan de spelers, de trainer/coach krijgt deze wijziging door van de wedstrijdsecretaris.
  16. Rapporteert ruzie, wangedrag of andere problemen aan de Technische Commissie (TC), nadat hij eerst zelf heeft gepoogd dit gedrag aan te pakken en de ouders hierover geïnformeerd heeft.
  17. Brengt spelers passie bij voor het spel.
  18. Ziet erop toe dat de spelers op een training rekening houden met de weersomstandigheden en daarbij passende kleding dragen.

Hoofdstuk 6 – Gedragsregels voor de scheidsrechters

De scheidsrechter

  1. ‘Speelt’ met de toepassing van de regels naar gelang het niveau van de spelers. Voelt de wedstrijd aan!
  2. Zorgt ervoor dat het plezier van de jeugd in het spel niet verloren gaat door te veel ingrijpen.
  3. Geen woorden maar daden. Gedraagt zich zowel in als buiten het speelveld sportief.
  4. Geeft daar waar het verdiend is beide teams een compliment voor hun goede spel.
  5. Is beslist, objectief en beleefd bij het constateren van fouten.
  6. Moedigt verandering van de regels openlijk aan als deze veranderingen tot bevordering van de deelname ‘tot plezier en vermaak’ leiden.
  7. Zorgt ervoor dat u op de hoogte bent en blijft van training en groei en ontwikkeling van jongeren.
  8. Heeft de bevoegdheid op te treden bij overlast van de zijde van het publiek. Als er sprake is van overlast van het publiek dient de scheidsrechter eerst de aanvoerder van “dat” publiek op te dragen het publiek te waarschuwen of te verwijderen. Blijft de overlast, dan pas kan de scheidsrechter de wedstrijd schorsen (voor enige tijd stilleggen) of staken (voortijdig beëindigen). De scheidsrechter dient hiervan melding te maken op het wedstrijdformulier.

Indien de scheidsrechter gedwongen is de wedstrijd te staken ligt er, naar aanleiding van de mededeling op het wedstrijdformulier, een taak voor het Bondsbestuur om met het bestuur van de vereniging te gaan praten.

Van belang is natuurlijk de vraag: wat is overlast?

Er is alleen sprake van overlast bij wangedrag van het publiek: commentaar op de leiding, indirecte of directe belediging, fysiek contact e.d.

Aanmoedigingen, allerlei soorten van geluid: het mag allemaal.

Publiek hoeft niet stil te zijn (ook niet bij het nemen van VW of een SW).

Als het alleen gaat om “geluid” vanaf de tribune en er geen sprake is van wangedrag, daarbij is de scheidsrechter niet gerechtigd een wedstrijd te schorsen of te staken.

Voor de wedstrijdcommissaris is er in deze formeel geen taak. 

Hoofdstuk 7 – Gedragsregels voor de ouders/verzorgers/toeschouwers

De ouder/verzorger/toeschouwer

  1. Is een goede supporter en geeft het goede voorbeeld door respect te tonen voor iedereen (spelers, scheidsrechters, trainers, coaches, tegenstanders, toeschouwers, kaderleden) op en om het veld.
  2. Blijft tijdens de veldwedstrijd achter de afrastering en/of buiten de lijnen van het veld, komt bij zaalwedstrijden niet op de speelvloer.
  3. Houdt zich afzijdig ten opzichte van de begeleiding van het team door trainers en begeleiders en laat de coaching van het team over aan trainers en begeleiders.
  4. Moedigt spelers positief en plezierig aan, maar geeft geen technische en tactische aanwijzingen. Helpt bij het vervoer van het team naar een uitwedstrijd.
  5. Zorgt ervoor dat zoon/dochter op tijd aanwezig is voor een training of een wedstrijd, kan bij D-, E- en F-jeugd aangesproken worden op het feit als het kind meermalen te laat komt.
  6. Zorgt voor het op tijd afmelden van zoon/dochter voor een training of een wedstrijd, of laat het kind dit tijdig zelf doen.
  7. Ziet erop toe dat zoon/dochter respect toont voor de medespelers, trainers/coaches,ouders/verzorgers, scheidsrechters en tegenstanders.
  8. Voldoet op tijd de contributie.
  9. Wordt jaarlijks gevraagd naar de bereidheid tot het verrichten van taken voor OEC.
  10. Gaat zorgvuldig om met het complex van OEC.
  11. Is zich bewust van een mogelijke negatieve invloed van het eigen gedrag op de scheidsrechter.
  12. Maakt melding van eventuele gedragsproblemen (bijv. Autisme, ADHD, etc.) van hun eigen kind bij de Technische Commissie (TC) zodat hiermee rekening gehouden kan worden.

Kritiek, op- en/of aanmerkingen op training, begeleiding of organisatie kan in eerste instantie altijd worden gemeld bij de desbetreffende coördinator. In tweede instantie kan het bestuur van OEC of vertegenwoordiger van de vereniging benaderd worden.

Hoofdstuk 8 – Gedragsregels voor de vrijwilliger

Voor alle vrijwilligers, wel of niet korfbal betrokken, geldt dat zij een belangrijke rol spelen in het slagen van de gedragscode.

Ook van de vrijwilliger wordt het geven van een voorbeeld m.b.t. gedragsregels verwacht.

De vrijwilliger

  1. Dient er op toe te zien dat de ruimtes die gebruikt worden tijdens de activiteiten netjes en schoon worden achtergelaten.
  2. Neemt bij constatering van wangedrag en overtredingen ten aanzien van de gedragscode contact op met de trainer/coach van het desbetreffende team of indien dit niet mogelijk is met een vertegenwoordiger van de vereniging of bestuur van OEC.
  3. Fungeert als voorbeeld en gedraagt zich ten alle tijden sportief.
  4. Maakt geen opzettelijke verbale of non-verbale beledigingen naar anderen, kwetst niemand opzettelijk.
  5. Toont respect voor anderen en is zuinig op kleding en materialen van OEC.

Hoofdstuk 9 – Gedragsregels met betrekking tot seksuele intimidatie

De onderstaande gedragsregels worden onderschreven door de negentig landelijke sportorganisaties die aangesloten zijn bij NOC* NSF.

  1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig kan voelen.
  2. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast.
  3. De begeleider dringt niet verder in het privéleven van de sporter door dan nodig is in het kader van de sportbeoefening.
  4. De begeleider meldt een affectieve relatie met een sporter direct bij het bestuur. De melding wordt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld. De begeleider komt de afspraken die met het bestuur zijn gemaakt, ten aanzien van de relatie, na.
  5. Bij een affectieve relatie is het de taak van de begeleider om ervoor zorg te dragen dat de normen van professionaliteit en onpartijdigheid blijven gehandhaafd.
  6. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter.
  7. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
  8. De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.
  9. De begeleider onthoudt zich van (verbale) seksueel getinte intimiteiten via welk communicatiemiddel dan ook.
  10. De begeleider zal tijdens training(sstages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en met de ruimte waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer of de hotelkamer.
  11. De begeleider heeft de plicht – voor zover in zijn vermogen ligt – de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken, opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.
  12. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook de begeleider aanvaardt geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan.
  13. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels worden nageleefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragsregels zal hij de daartoe noodzakelijke actie(s) ondernemen.
  14. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.

Hoofdstuk 10 – Alcohol, tabak en drugs

Het geven van het goede voorbeeld door volwassenen is van groot belang. Zeker in een vereniging waar veel kinderen lid zijn.

  1. Alcohol en tabak zijn middelen die onze gezondheid schaden. Gebruik ze met mate en zeker niet op het veld of in de kleedkamers. Wees er van bewust dat het gebruik van alcohol en tabak in het bijzijn van jeugd een slecht voorbeeld is voor de kinderen.
  2. Het drinken van alcoholische dranken in de kantine is op zaterdag voor 13.00 uur niet toegestaan.
  3. Het is ten strengste verboden te roken in de kleedkamers en op de wc’s.
  4. Drugsbezit en drugsgebruik in en om het sportveld is niet toegestaan en zal direct leiden tot een (tijdelijk) veld/complex verbod c.q. royement van de vereniging.
  5. Discriminatie, schelden, grof taalgebruik, treiteren, pesten, irriteren of kwetsen van wie dan ook wordt niet geaccepteerd. 

Sancties

Overtredingen van de gedragsregels leiden tot sancties opgelegd door de vereniging.

Afhankelijk van de ernst van de overtredingen worden passende maatregelen genomen.

Sancties worden naar omstandigheden en leeftijd aangepast, er zal zoveel mogelijk gezocht worden naar passende taakstraffen die overeenkomen met het geconstateerde gedrag.

Overtredingen tegen de spelregels kunnen leiden tot sancties die worden opgelegd door de KNKV. Aan iedere verstrekte rode of gele kaart verbindt de KNKV een geldboete en (eventueel) een schorsing. De kosten worden door de vereniging aan de betreffende speler (team) doorbelast.  Bij in gebreke blijven volgt tevens een spelverbod.

Laatst gewijzigd op 2 november 2021.

Back To Top